Uit de archieven van Middelburg Dronk: een verhaal van wijlen Rob van Hese over Gijs van Vlier. Op 31 mei kun je meer van dit soort verhalen horen in De Oostkerk, tijdens ‘Crapuul in Middelburg’, met Johan Antheunisse en Frank Bokern.
Canta Libre
Begin jaren ’70 stopte ik met mijn studie Nederlands aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag – ik had meer dan genoeg van de 17de eeuwse taallabyrinten van P.C. Hooft c.s. en een baan als leraar Nederlands gaf de ontbrekende burger in mij geen moed. Gijs van Vlier vervoerde mijn schamele boedel en deed me onderweg naar de mooiste stad van de wereld het voorstel om voor hem te komen werken. Voor veel Middelburgers behoeft Gijs geen introductie – ze kennen hem als een echte zoon van Mercurius; in eerste instantie als handelaar in bloemen en kerstbomen en later als handelaar en antiek, brocante en bouwmaterialen.
Die handelsgeest was hem met de spreekwoordelijke paplepel ingegeven door zijn vader die jarenlang inkoper van oude metalen voor Polak was geweest. Gijs dreef in zijn kinderjaren al handel door b.v. andere kinderen oud papier te laten ophalen – ieder had zijn eigen, door Gijs gefourneerd, karretje – en door het verzamelen en verkopen van steenkool die bij het station van de wagon was gevallen. Toen ik bij Gijs ging werken zat hij nog aan de Hoogstraat, maar al snel kocht hij De Gouden Poorte en dat markeerde de start van een klein imperium. Het opknappen van het voormalige rode bolwerk was een gigantische klus en het grijze circuit tierde welig; eigenlijk waren alleen de muren en plafonds wit.
De opening van De Gouden Poorte was een groot feest waar de fine fleur van de stad zich drie slagen in de rondte zoop. Guido Metsers exposeerde in de inpandige galerie en wenste iedereen samen met Gijs per sticker veel liefs, terwijl Johnny Caljouw met zijn band optrad in de tuin – kortom Middelburg dronk en feestte. Mijn werk bij Gijs bestond naast zogenaamde winkeldienst in De Gouden Poorte verder uit het veelvuldig bikken van plavuizen – zeer gewild door de petit bourgeois in hun restauratiepaleisjes – en het vergezellen van Gijs op zijn strooptochten naar handel in binnen- en buitenland.
Iedere tocht begon ’s morgens vroeg steevast in Kanaalzicht waar we braaf koffie dronken tussen de notabele beroepsdrinkers van de stad waarna we met een bestelbus het land in trokken. Aangezien Gijs een fervente fan van Neil Diamond was, had hij Canta Libre boven de voorruit laten schilderen. Dat was de titel van een liedje van Diamond Canta Libre voor de eventuele liefhebbers) en Gijs vond dat wel zo toepasselijk aangezien hij toch in meerdere opzichten een vrije jongen was. Sindsdien ben ik een beetje allergisch voor die muziek geworden, want de eight tracks van Diamond schalden dagelijks door de cabine; dat Gijs luidkeels meezong is hierbij ook een niet te verwaarlozen factor.
De Canta Libre was ook het schrikbeeld van mijn vrije tijd – vrije tijd was voor sommige vrije jongens namelijk een relatief begrip. Zat ik dan toevallig een avond in Seventy Seven dan kwam de Canta Libre nogal eens zwaar beladen voorrijden. De handel moest direct worden gelost, want morgen was weer een andere dag – indien de tijd het toeliet koos ik vaak ijlings, doch met de fles in de hand, domicilie in de keuken tot de vermaledijde bestelbus weer uit het zicht was. Voor mij was het lied van de vrijheid na een tijdje wel uitgezongen; ik verruilde mijn baantje bij Gijs voor de hoogste functie van Middelburg en werd torenwachter op de Lange Jan, maar dat is weer een ander verhaal.
Eerste foto, van Gijs van Vlier met hoge hoed: Jan Simonse