dol (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)
1 waanzinnig
2 razend-woedend
3 onbezonnen: een dolle streek; dolle pret
4 zeer dwaas, mal: door het dolle heen zo blij of kwaad dat je niet meer weet wat je doet; dol zijn op iets of iem. zeer veel houden van
5 (van een schroefdraad) versleten, niet meer pakkend: dolgedraaid
We hadden vandaag zelf eerlijk gezegd niet veel zin in drukte en gedrom, maar natuurlijk hebben we evengoed een rondje stad gedaan vanmiddag. Dolle Donderdag! Je weet toch?
We kuierden wat over Weekmarkt Middelburg, luisterden naar een paar standwerkers in de Lange Delft, we slenterden over De Middelburgse Kermis (en spraken kort met de eigenaar van De Reactor, die maandag de publieksprijs won) én we zagen vanaf de Seismolen de eerste bezoekers van Culikaravaan neerstrijken.
Kortom: anderhalf uur samengevat in 3 minuten! Tot volgend jaar weer, Dolle Donderdag!