In de serie Zee(uw)post vertelt Johan Francke van de ZB bij het Zeeuws Museum meer over de brieven van Jacomijntje van Wouwe uit Middelburg. Zij schrijft op 16 april 1665, twee bijna identieke brieven aan haar zoon Abraham Jacobsen Heij gericht aan twee verschillende schepen.
De reden waarom Jacomijntje twee kopiebrieven schrijft is omdat ze er zeker van wil zijn dat in ieder geval een van beide brieven aankomt. Ze heeft ze daarom genummerd met de volgnummers vier en vijf. Zo weet Abraham meteen of hij al eerder brieven gemist heeft.
Jacomijntje hoopt dat ze Abraham gezond weer thuis mag zien, want dat is voor haar een ‘Jacomijntje een beloning op zich: ‘als ick u l[ieve] gesont mach tuis kriggen, dat is mijn pri[j]s genoch.’ Daarmee verwijst ze naar de buit die Abraham al in de oorlog heeft gemaakt. Ze laat weten: ‘Voors soo weet dat u l[ieve] pri[j]sken tot [H]el[le]voedt[sluis] wel is ge[h]arvert, den bockhouwer is da[t] ghen halen.’
Dat duidt er op dat Abraham een officiersfunctie aan boord van een kaperschip heeft en daarmee een schip op de vijand is buitgemaakt dat vervolgens in Hellevoetsluis is aangekomen en daar door de boekhouder van de rederij is opgehaald. Dat zal voor Abraham goed nieuws zijn, want dit betekent dat hij een deel van het buitgeld tegemoet kan zien. Jacomijntje vraagt aan Abraham of hij aan Jacob de Bodtelier wil melden dat zijn vrouw op 14 april 1665 is bevallen van een dochter en ze vraagt nog enkele mensen te groeten.
Video: op YouTube.
Meer over deze brief op https://digitaal.dezb.nl/zeeuwpost-url/brief-context/zp-brief-context-00242