In de serie Zee(uw)post vertelt collega Johan Francke deze keer over de brief van Roelant Hokke, die zijn vrouw in Middelburg schrijft niet langer in de slavenhandel te willen werken (30 januari 1780). ‘Ben niet van sints meer op deese vaart te comen.’
Roelant Hokke schrijft op 30 januari 1780 vanuit Curaçao aan zijn vrouw, die op de hoek van de Schuttershofstraat met de Singel woont in Middelburg. In de brief schrijft Roeland Hokke zijn vrouw dat hij zich aan bepaalde zaken ergert en chagrijnig (‘sagrinant’) te zijn, maar geeft niet precies aan waar het om draait.
De brenger van de brief zal haar dit evenwel mededelen en dat is opperchirurg Pieter de Moor. Dit duidt erop dat hij vervelende zaken over zijn werkgever heeft te melden, die hij liever persoonlijk aan zijn vrouw vertelt, mocht hij haar nog levend terug zien, want zijn gezondheid verkeert slechts in ‘reedelijke welstand.’ Zijn ergernis is zo groot, dat hij in het post scriptum aangeeft ‘Ben niet van sints meer op deese vaart te comen.’
Uit de aanduiding ‘deze vaart’ wordt duidelijk dat Hokke het hier over de slavenvaart heeft, aangezien hij de brief vanuit Curaçao schrijft. Dit staat niet in de brief zelf, maar blijkt uit de overige brieven uit dezelfde postzak. Uit De bemanning der schepen van de Middelburgsche Commercie Compagnie 1721-1803, wordt namelijk duidelijk dat Roelant Hokke op 29 augustus 1779 als oppermeester aanmonsterde op het fregat Haast U Langzaam van de Middelburgse Commercie Compagnie, een slavenschip.
Normaal gesproken werd met oppermeester de stuurman aangeduid, maar omdat die rangen in de monsterrol al door anderen waren ingevuld had Hokke waarschijnlijk de functie van kwartiermeester. Deze brief is een uniek egodocument uit de achttiende eeuw. Hoewel niet exact duidelijk is waarop Hokke doelt is hij een van de weinige tijdgenoten die zich uitspreken tegen de slavenhandel en zich, na er werkzaam te zijn geweest, ervan afkeert.
Meer duiding bij de brief hier.
Video: op YouTube.