Wat is de geschiedenis van onze stad toch interessant.
Johan Francke en Perry Moree van de ZB verzamelden en digitaliseerden in The National Archives in Londen Zeeuwse brieven die werden geschreven in de 17e en 18e eeuw, maar die nooit aankwamen. Zee(uw)post heet dat project. Er zitten echte pareltjes tussen.
Neem nu deze brief, uit 1781. Die is van ene Pieter Talleboom, die een nogal vrijpostige brief schrijft aan Joseph Jansen, die toen de herberg en bordeel ‘Minjoot’ exploiteerde, net buiten de vesten, daar waar nu de Noordsingel is.
Het komt er kort gezegd op neer dat deze man doodleuk een vrouw bestelt, en daar nog allerlei voorwaarden aan stelt ook. Zijn taalgebruik moet je natuurlijk ook in de tijd plaatsen, maar kan anno 2020 sommige mensen nog steeds tegen de borst stuiten. Scabreus! Vulgair! Ordinair!
Maar we vinden het prachtig. Als we straks weer eens wandelen over het Noordbolwerk moeten we denken aan dat bordeel van ooit, dat weten we nu al. Wat moeten daar veel gekke dingen zijn gebeurd.
https://middelburgdronk.nl/wiki/Minjoot
‘Geij wort noijt van ge[e]n ko[e]i[t]swaagen oferreeden maar wel van een strontkar.’ – Pieter Talleboom schrijft een nogal vrijpostige brief aan logementhouder Joseph Jansen (28 januari 1781)
Wij zijn aardig wat seksueel getinte opmerkingen gewend van de reactievelden op de diverse social media. Pieter Talleboom had hier vast goed op gescoord, had hij nu geleefd. In januari 1781 schreef hij vanuit Rio Demerary (thans Brits Guyana) een nogal scabreuze brief aan zijn logementshouder Joseph Jansen en diens vrouw in Middelburg. Dezen dreven net buiten de stadswallen een logement voor zeelieden, dat vermoedelijk ook als bordeel dienst deed.
Talleboom, die zo goed als fonetisch schreef, verwachtte in mei 1781 thuis te komen en vroeg Jansen om hem: ‘een ijonge meijt sult op so[e]ike teegen dat ik tuijs kom want ik kan meijn maagtdom ni[e]t langer bewaare want heij wort meij so scwaer dat ik het ni[e]t kan segge.’ Kortom of zijn seksuele lusten ingewilligd kunnen worden. Hij heeft daar echter nog wel aanvullende eisen bij over de hygiëne en het ontbreken van geslachtsziekten bij het meisje: ‘geij mo[e]it wel to[e]isi[e]n dat seij nit st[i]enkent of vuijl is want daer sla[a]pt de duijfel beij.’
Ook gezien het taalgebruik dat nog volgt mogen we er welhaast vanuit gaan dat Talleboom nog een puber zal zijn geweest. Kennelijk is hij ervan beschuldigd onbetrouwbaar te zijn en schulden te hebben, maar Talleboom heeft lak aan deze mensen en smijt met een spreekwoord dat wij in een iets nettere vorm nog steeds kennen: ‘Geij wort no[o]ijt van ge[e]n ko[e]i[t]swaagen oferreeden maar wel van een strontkar.’
Filmpje:
https://youtu.be/JNlKOLL0cYs
De brief:
https://digitaal.dezb.nl/zeeuwpost/book/a93ec0d2-724f-be48-90fb-b4252d40c2ee/1
Meer over de context van de brief (inclusief een link naar het document onderaan) op:https://digitaal.dezb.nl/zeeuwpost-url/brief-context/zp-brief-context-00003
Meer over Zee(uw)post op
www.dezb.nl/zeeland/zeeuwpost.html
Tekening J. Polgrom, 1859, Collectie KZGW, ZI, II inv.nr. 00310., Beeldbank Zeeuws Archief.