In de serie ‘Zij zijn De Stad’ deze week hier en in de Middelburgse & Veerse Bode: Joost van Damme.
“Variatie is alles. Een leven lang hetzelfde doen is niks voor mij.” Dát Joost van Damme (1970) van afwisseling houdt hoeft hij me eigenlijk niet eens te vertellen. Ik ken hem al sinds 1984 en hoewel we elkaar soms jarenlang niet spraken bleef hij altijd in beeld. Soms op afstand, als ik over hem las in de regionale media, soms van nabij, als ik hem tegen het lijf liep in het uitgaansleven of tijdens lokale evenementen. Als je Joost van Damme eenmaal kent is hij nooit meer ver weg, zo simpel is het eigenlijk.
Maar ondanks dat in beeld blijven al die jaren kon ik mensen toch nooit zo goed uitleggen wat Joost allemaal doet in zijn leven, en waar hij allemaal bij betrokken is. Ik was de draad een beetje kwijtgeraakt. Toen hij me vorige maand appte over het tienjarig jubileum van ‘Eigen Horeca Makelaar’, een bedrijf waar hij óók in participeert, leek het me dan ook leuk om met hem af te spreken om alles eens op een rij te zetten. Joost vond dat een goed idee en nodigde me uit bij hem thuis, op Oranjeplaat.
Een week later schoof ik bij hem aan. Al na een half uurtje bijpraten wist ik dat het onbegonnen werk zou worden. Je kan al zijn werkgerelateerde activiteiten weliswaar makkelijk opsplitsen in de hoofdtakken recreatie en participatie, maar het zou zonde zijn om niét nader in te gaan op de afzonderlijke ondernemingen. Het zijn stuk voor stuk prachtbedrijven, met een mooi en eigen verhaal. We spraken daarom af dat ik een aantal van die bedrijven later dit jaar zal belichten in deze rubriek, maar dan met een hoofdrol voor de ondernemers met wie Joost samenwerkt.
Dat ik Joost al op jonge leeftijd leerde kennen kwam door een gemeenschappelijk maatje uit die tijd, Vincent. Ik zat met hem in de brugklas en kon het zo goed met hem vinden dat we al snel ook bij elkaar thuis afspraken. Dat Vincent in Vlissingen woonde en ik in Middelburg was geen belemmering. Ik kwam er graag. Vincents vader had een appartement én een restaurant op de Boulevard. Hij was vaak aan het werk, waardoor we veel vrijheid genoten. Ook daarom bleef ik graag logeren. Het was een warm nest daar, vol humor. Voor een van de logeerpartijtjes had Vincent nog een paar vriendjes uitgenodigd, waaronder Joost. Het werd een nacht om nooit meer te vergeten, vol onderbroekenlol.
Het hoogtepunt was een kaartspelletje, ‘ezelen’, waarbij de verliezer verzonnen opdrachten uit moest voeren. Terwijl we onze duimen blauw zaten te spelen legde Joost uit dat zijn ouders óók eigenaars waren van horecabedrijven op de boulevard, namelijk van restaurant De Lamme Goedzak en de Kiosk op Boulevard Bankert. Vervolgens liet hij trots de sleutels zien van die kiosk. “Kijk eens, die heb ik geleend. De verliezer van het volgende potje moet de kiosk in en een Cornetto pakken. Daarmee schrijft hij vervolgens een vies woord op de muur van de Alhambrabioscoop!” Ik vond het zowel hilarisch als legendarisch. Joost kon bij mij niet meer stuk. We struinden de hele nacht over de glooiing en waanden ons koningen van de nacht. Dat we de volgende ochtend ongenadig op ons mieter kregen nadat we alles hadden opgebiecht, en dat onze ouders werden gebeld, vonden we helemaal niet zo erg. Natuurlijk, we waren doodstil toen we de preek aan het ontbijt kregen, maar we barstten in onbedaarlijk lachen uit toen we op de radio het nummer ‘I go to sleep’ van The Pretenders hoorden. ‘Slapen? Nou, wij niet hoor! Pubers slapen niet, die keten’. Het voorval was al snel vergeten.
Een paar jaar later kwam ik Joost weer regelmatig tegen. Rond 1985 was ik afwashulp in Arneville, het hotel met restaurant dat zijn ouders een jaar eerder hadden geopend in Middelburg. Joost zat toen al op de hotelschool in het Belgische Koksijde en kwam regelmatig een praatje maken als hij vrijdagavond laat thuiskwam. De familie woonde in het hotel. Nu pas – Joost is deze maand vijftig geworden – overzie ik een beetje hoe dat allemaal liep in Joost’s jeugd. Omdat Joost het alsnog heeft uitgelegd.
Joost kwam ter wereld in Vlissingen, maar woonde sinds zijn geboorte in veel plaatsen, op veel adressen. Dat de familie van Damme zo vaak verhuisde had alles te maken met het horecawerk van pa en ma. Eerst in loondienst, in Breda en Axel, later als zelfstandige ondernemers in Koudekerke, Zoutelande, Vlissingen en Middelburg. Van Strandpaviljoen Piet Hein tot Hotel Arion. Ook daar zou je een boek over kunnen schrijven maar hoe interessant ook: het is te veelomvattend. Voor nu vind ik het belangrijker om vast te stellen dat niets zo maar is aan komen waaien. Niet bij Joost zelf, niet bij zijn zus en ook niet bij zijn ouders. Zeker, de familie had het op zeker moment gewoon goed, maar ieder bedrijf werd eigenhandig opgebouwd, door hard te werken. Joost: “Aan cadeautjes doen we binnen de familie niet. Niet lullen, maar poetsen.”
Dat credo zie je terug in het cv van Joost. Op zijn vijftiende dus naar die befaamde hotelschool in Koksijde, die hem, via stages, al op jonge leeftijd kennis liet maken met bijzondere werkgevers op bijzondere locaties, in onder meer Engeland en Zuid-Frankrijk. Maar ook vóór die tijd werkte Joost al veel. Flyeren voor Ad Wielemaker van het Karrewiel, of in de frituur van Jan Christiaansen van Duinlust in Dishoek. Feit is dat Joost als twintiger al veel levens- en werkervaring had, waardoor het voor de hand lag dat hij uiteindelijk de bedrijven van zijn ouders zou overnemen. Joost had er tussen 1997 en 2009 zijn handen vol aan. Het was een periode vol overnames, doorontwikkeling en groei. Als ondernemer genoot Joost er met volle teugen van en zakelijk gezien ging het hem voor de wind, maar juist door dat succes en de werkdruk die erbij hoorde liep het privé minder goed. “Op een gegeven moment kijk je in de spiegel en besef je dat je het anders wil doen. Dat het ook anders kán.”
2009 was een keerpunt voor Joost.
Het is vast en zeker geen toeval dat ik Joost juist in de genoemde periode veel minder vaak zag. Pas daarna dook hij weer overal op. Ik zag prachtige berichten op sociale media, onder meer over zijn betrokkenheid bij de organisatie van de catering rondom het WK Voetbal in Zuid-Afrika, in 2010. En vervolgens over zijn betrokkenheid bij talloze projecten in de recreatiesector, zoals De Gulden Stroom in Vlissingen, Best Western Hotel Docklands in Antwerpen en, recent, Residentie Vlissingen. Maar er is nog veel meer, zoals het voorzitterschap van Het Walchers Contact, het overal opduiken als presentator, verbinder, enzovoort. En dan heeft hij ook nog eens vier kinderen! Heeft die Joost eigenlijk nog wel tijd om ook van het leven te genieten?
Joost: “Ja hoor, maak je daar maar geen zorgen over. Ik mag graag hard werken, maar ook genieten van het bourgondische leven. Dat heb ik van thuis meegekregen, maar ook van mijn opleiding. Na 2009 kregen activiteiten rondom adviseren, participeren en organiseren een steeds belangrijkere rol in mijn werk. Aanvankelijk was het wat onsamenhangend allemaal, maar ik ben er geleidelijk steeds meer structuur in aan gaan brengen. Ik ben geen echte financier, maar iemand die kleine investeringen in kleine bedrijven doet, met een hoofdrol voor de ondernemers zelf. En ik ben ook zeker geen consultant. Ik vind dit soort dingen gewoon geweldig om te doen. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik mijn werk zo inricht dat ik het tot in lengte van dagen kan en wil blijven doen. Stoppen is niet aan de orde. Variatie, daar heb je ‘m weer, is alles.”
En ik moet het Joost nageven: als hij over zijn projecten praat, praat hij vol enthousiasme en vuur. Hij gelóóft in de dingen die hij doet. Maar het is zeker niet het enige waar hij het over heeft, integendeel. Tijdens de eerste afspraak, op Oranjeplaat, vertelt hij vooral over de schoonheid van het Veerse Meer als woonomgeving, over al het moois dat pleziervaart heeft te bieden én over zijn vriendin en vier kinderen. Hij vertelt erover als trotse vriend en vader.
Ook tijdens de tweede afspraak, op het terras van Bar Herberg in Middelburg, gaat het nauwelijks over zaken. Hij haalt herinneringen op aan die zaak in de jaren negentig en laat zich graag voorstellen aan de huidige eigenaars en hun vrienden. We lachen om de hoosbuien van die avond en we drinken een paar glaasjes. Daar worden de grappen nu eenmaal beter van, en de verhalen sterker. Als ik een uurtje of vijf later lachend afscheid van hem neem, weet ik: Joost is nog steeds Joost. Een zakenman, jazeker, maar gelukkig nog steeds een grappige en bourgondische. Hulde!
Gerelateerd: